De ontvankelijkheidsfase van de WAMCA
Gepubliceerd op 13th November 2025
WAMCA – ontvankelijkheid van de belangenorganisatie
Deze Insight is onderdeel van de serie: Navigating Dutch Class Actions (WAMCA). Lees onze eerste publicatie hier: De Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie – een introductie | Osborne Clarke
De 'Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie'-procedure (de "WAMCA-procedure") kent verschillende fases. Voordat de rechter inhoudelijk naar de vordering van een belangenorganisatie zal kijken, zal de rechter beoordelen of de belangenorganisatie aan alle wettelijke vereisten voldoet om een collectieve actie in te mogen stellen.
In deze Insight staat de ontvankelijkheidsfase van de WAMCA centraal: hoe verloopt deze fase en wanneer is een belangenorganisatie ontvankelijk?
Hoe verloopt de voorfase en start van een collectieve actie?
Het proces van het instellen van een collectieve vordering begint met de zogenaamde voorfase. Een belangenorganisatie die een procedure wil starten, heeft de verplichting om overleg te voeren met de partij waartegen zij van plan is om een claim in te dienen. Wordt vervolgens niet gezamenlijk een oplossing bereikt, dan mag de belangenorganisatie een procedure starten bij de rechtbank.
De belangenorganisatie zal een dagvaarding (laten) betekenen aan de wederpartij. De dagvaarding moet twee dagen na het betekenen bij de griffie van de rechtbank worden ingediend. Op grond van de wet moet de dagvaarding gelijktijdig worden aangetekend in het Centraal Register. In de praktijk zal de rechter beoordelen of dit binnen twee dagen is gedaan.. De aantekening in het Centraal Register bevat een uittreksel van de dagvaarding en is openbaar. Deze stappen dienen te worden uitgevoerd op straffe van niet ontvankelijkheid.
Nadat de dagvaarding is ingeschreven in het register kunnen ook andere belangenorganisaties zich melden om gelijksoortige massa-schadezaken in te stellen. De andere belangenorganisaties hebben hiervoor in principe drie maanden de tijd.
Hoe verloopt de ontvankelijkheidstoets na de voorfase?
Na afronding van de voorfase wordt in de procedure allereerst beoordeeld of de belangenorganisatie ontvankelijk is in haar vordering. In deze ontvankelijkheidsfase hoeft de gedaagde uitsluitend verweer te voeren tegen de ontvankelijkheid van de belangenorganisatie; een inhoudelijk verweer tegen de vordering zelf is op dit moment nog niet vereist.
De ontvankelijkheidsvereisten
De belangenorganisatie moet aan een aantal wettelijke vereisten voldoen om in haar vordering ontvankelijk te zijn. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen formele en materiële ontvankelijkheidsvereisten.
Formele ontvankelijkheidsvereisten
Onder de formele vereisten worden de formaliteiten verstaan die in de dagvaarding van de belangenorganisatie moeten zijn opgenomen. Deze eisen zijn opgenomen in artikel 1018c lid 1 en 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ("Rv"). In aanvulling op de verplichting om het exploot van dagvaarding ter griffie in te dienen binnen twee dagen na de dag van dagvaarding, onder gelijktijdige aantekening van de dagvaarding in het Centraal Register voor collectieve vorderingen, geldt dat de volgende aspecten moeten zijn opgenomen in de dagvaarding:
- een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de collectieve vordering betrekking heeft;
- een omschrijving van de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering strekt;
- een omschrijving van de mate waarin de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen gemeenschappelijk zijn;
- een omschrijving van de wijze waarop voldaan is aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 305a lid 1-3 BW of van de gronden waarop het zesde lid van dat artikel van toepassing is;
- de gegevens die de rechter in staat stellen om voor deze collectieve vordering een exclusieve belangenbehartiger aan te wijzen, voor het geval andere collectieve vorderingen voor dezelfde gebeurtenis overeenkomstig artikel 1018d worden ingesteld;
- de verplichting van de eiser om van de zaak aantekening te maken in het register, bedoeld in het tweede lid, en om te vermelden wat ingevolge dit artikel de gevolgen zijn van die aantekening.
Materiële ontvankelijkheidsvereisten
De materiële eisen zijn inhoudelijke vereisten waaraan de belangenorganisatie moet voldoen. De materiële ontvankelijkheidsvereisten staan opgesomd in artikel 1018c lid 5 Rv en artikel 3:305a BW. In artikel 1018c lid 5 Rv is opgenomen dat de inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering alleen zal plaatsvinden indien:
- de belangenorganisatie voldoet aan de ontvankelijkheidsvereisten zoals opgenomen in artikel 3:305a lid 1-3 BW;
- de belangenorganisatie voldoende aan de rechtbank heeft aangetoond dat het instellen van de collectieve vordering efficiënter en effectiever is, dan het instellen van individuele vorderingen van degenen van wie de belangen worden behartigd;
en
- er bij het starten van de rechtszaak geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de collectieve vordering 'summierlijk ondeugdelijk' is.
Belangenorganisaties moeten aldus voldoen aan de vereisten opgenomen in art. 3:305a lid 1, 2 en 3 BW. Deze vereisten worden hieronder nader toegelicht
Gelijksoortigheidsvereiste
De ingestelde vordering moet strekken tot de bescherming van gelijksoortige belangen. De belangen die door een eventuele collectieve actie worden beschermd, moeten gebundeld kunnen worden. Dit betekent dat in een procedure geoordeeld moet kunnen worden over de vorderingen, zonder dat daarbij de bijzondere omstandigheden, aan de zijde van de individuele belanghebbenden, betrokken hoeven te worden. De rechter moet de vordering abstract kunnen toetsen, maar dit betekent niet dat de posities van de betrokkenen identiek of gelijk hoeven te zijn.
In zijn arrest van 7 oktober 2025 oordeelde het gerechtshof Amsterdam onder meer dat de vorderingen konden worden gebundeld, nu zij uit een gelijke normschending voortvloeiden en daarmee aan het gelijksoortigheidsvereiste voldeden.. Dat de schadevergoedingsvorderingen van de individuele belanghebbenden qua hoogte uiteenlopen, staat een gezamenlijke behandeling niet in de weg. De WAMCA biedt namelijk de mogelijkheid om met verschillende categorieën te werken, waarbij bijvoorbeeld ook rekening kan worden gehouden met de hoogte van de schade.[1]
Statutenvereiste
De belangenorganisatie moet de belangen die zij behartigt met de collectieve vordering, ook volgens haar statuten behartigen. De enkele doelomschrijving is in principe niet voldoende. Er moeten activiteiten op het desbetreffende gebied zijn ontplooid. De belangenorganisatie moet daarnaast duidelijk maken wie de achterban is. Deze achterban moet overeenkomen met de statutaire doelomschrijving.
Waarborgvereiste
De belangen van degenen die de belangenorganisatie vertegenwoordigt, moeten voldoende worden gewaarborgd. Aan het waarborgvereiste is voldaan als de belangenorganisatie voldoende representatief is en er daarnaast is voldaan aan de hieronder opgesomde aanvullende vereisten die zien op toezicht binnen de belangenorganisatie, deelname aan of vertegenwoordiging in de besluitvorming. Het gaat om de volgende vereisten:
- er moet een toezichthoudend orgaan zijn;
- er moeten passende en doeltreffende manieren zijn voor de personen wiens belangen worden beschermd om deel te nemen aan of vertegenwoordigd te worden bij de besluitvorming binnen de belangenorganisatie;
- er moeten genoeg middelen zijn om de kosten van een rechtszaak te dragen, waarbij de belangenorganisatie zelf voldoende controle heeft over de rechtszaak (in plaats van de financier). De rechter heeft de bevoegdheid om een financieringsovereenkomst met een third party funder in te zien;
- er moet een algemene toegankelijke internetpagina zijn waarop de volgende informatie te vinden is: (i) de statuten van de belangenorganisatie, (ii) de bestuursstructuur van de belangenorganisatie, (iii) jaarlijkse verantwoording van het toezichthoudende orgaan, (iv) het laatst vastgestelde bestuursverslag (dat net als de jaarrekening jaarlijks conform de wet moet worden opgesteld), (v) de bezoldiging van bestuurders en leden van het toezichthoudend orgaan, (vi) de doelstellingen en werkwijzen van de belangenorganisatie, (vii) een overzicht van de stand van zaken van lopende procedures en de resultaten, (viii) een overzicht van de bijdrage indien de belangenorganisatie een bijdrage vraagt aan de personen wiens belangen worden beschermd, en (ix) een overzicht waaruit blijkt hoe personen zich kunnen aansluiten en waaruit blijkt hoe personen de aansluiting kunnen beëindigen;
- binnen de belangenorganisatie moet voldoende ervaring en deskundigheid aanwezig zijn om de collectieve claim in te stellen;
- ten aanzien van collectieve claims gestart door consumentenorganisaties namens consumenten die een claim instellen vanwege een schending van EU-consumentenrecht geldt dat deze belangenorganisatie niet gefinancierd mag worden door een concurrent van de gedaagde of een van de gedaagde afhankelijke partij.
Representativiteitsvereiste
Het gelijksoortigheidsvereiste, statutenvereiste, en het waarborgvereiste worden gezamenlijk het representativiteitsvereiste genoemd. Het vereiste van representativiteit voorkomt dat een belangenorganisatie een vordering kan instellen zonder de vereiste ondersteuning van een achterban. Het moet duidelijk zijn dat de belangenorganisatie voor een voldoende groot deel van de gedupeerden opkomt.
Wanneer een voldoende groot deel van de gedupeerden vertegenwoordigd wordt, verschilt van geval tot geval. Dit kan bijvoorbeeld getoetst worden door te inventariseren hoeveel leden zich bij een vereniging hebben aangesloten, of door te inventariseren hoeveel gedupeerden zich actief voor de vordering hebben aangemeld. In een arrest van het hof van Amsterdam werd geoordeeld dat een belangenorganisatie representatief was mede gelet op de maatschappelijke organisaties die zich hadden uitgesproken voor de collectieve vordering en gelet op de hoeveelheid likes die een like-knop had gekregen op de website van de belangenorganisatie. Ook deze likes kunnen inzicht geven in hoeveel natuurlijke personen de collectieve actie ondersteunen, mits de website duidelijk maakt tegen wie de actie is gericht en wat het onderwerp is.[2]
De eis van representativiteit geldt ook wanneer een belangenorganisatie een algemeen-belang actie instelt. Voor verenigingen en stichtingen is het dan lastig om de achterban te omschrijven en te individualiseren. Door de rechtbank Amsterdam is geoordeeld dat er voldaan is aan het vereiste van representativiteit wanneer de belangenorganisatie aantoont dat zij een adequate spreekbuis is van de groep waarvoor wordt opgekomen.[3]
Overige wettelijke vereisten
In artikel 3:305a lid 3 BW zijn nog een aantal ontvankelijkheidsvereisten opgenomen:
- bestuurders van de belangenorganisatie mogen geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben;
- de vordering moet voldoende verbonden zijn met de Nederlandse rechtssfeer; en
- de belangenorganisatie heeft voldoende geprobeerd om het doel van de ingestelde vordering te bereiken, door met de wederpartij te overleggen om een rechtszaak te voorkomen, waarvoor een minimale termijn van twee weken geldt.
Een belangenorganisatie moet dus aan de bovenstaande ontvankelijkheidseisen van art. 3:305a lid 1-3 BW voldoen, tenzij het 'lichte ontvankelijkheidsregime' van toepassing is op de belangenorganisatie. De wetgever heeft ervoor gezorgd dat voor sommige vorderingen, vanwege het ideële doel en het beperkte financiële belang, de aard van de vordering of de achterban, de strengere ontvankelijkheidsvereisten niet altijd hoeven te gelden. De vordering die wordt ingesteld mag dan niet strekken tot een schadevergoeding in geld. Een aantal vereisten die bijvoorbeeld zien op toezicht binnen de belangenorganisatie, deelname aan of vertegenwoordiging bij de besluitvorming over de vordering en draagkracht voor de kosten die gepaard gaan met de procedure, gelden niet. Het lichte ontvankelijkheidsregime heeft het doel om de drempel voor het voeren van ideële acties laag te houden. De rechter kan op basis van deze regeling vrijstelling verlenen maar dit hoeft niet altijd. Ten aanzien van collectieve claims gestart door belangenorganisaties namens consumenten die een claim instellen vanwege een schending van EU-consumentenrecht geldt een iets minder licht regime.[4]
Summierlijk ondeugdelijkheid
Zoals al eerder omschreven is de belangenorganisatie niet ontvankelijk in haar vordering als van te voren blijkt dat de vordering, zoals in de wet vastgelegd, 'summierlijk ondeugdelijk is'. De wetgever heeft geen specifieke definitie van het begrip 'summierlijk ondeugdelijke vordering' gegeven.
Door van te voren te onderzoeken of de collectieve vordering summierlijk ondeugdelijk is, wordt er voorkomen dat het in uitzonderlijke gevallen niet hoeft te komen tot een inhoudelijke behandeling van de vordering, als van te voren al blijkt dat de vordering 'niet deugt'. Of er sprake is van een ondeugdelijke vordering wordt summierlijk getoetst. Dit wil zeggen dat er geen uitgebreide inhoudelijke toetsing plaatsvindt, maar juist een beperkte toetsing. Van een ondeugdelijke collectieve vordering zal niet snel sprake zijn. Een vordering kan summierlijk ondeugdelijk zijn wanneer bijvoorbeeld sprake is van een slecht onderbouwde claim of er geen belang bij de vordering is. Zo werd door de rechtbank Den Haag geoordeeld dat sprake was van een summierlijk ondeugdelijke claim in het kader van een collectieve actie tegen de mondkapjesplicht. Aangezien de mondkapjesplicht inmiddels al was afgeschaft oordeelde de rechtbank Den Haag dat de belangenorganisaties onvoldoende belang hadden bij hun vorderingen. Daaruit bleek ook meteen de summierlijk ondeugdelijkheid van de vorderingen.[5]
Ontvankelijkheidsvonnis
Nadat de conclusie van antwoord door de gedaagde (die ziet op de ontvankelijkheid) is ingediend zal de rechtbank een mondelinge behandeling inplannen, als de rechtbank nog niet voldoende informatie heeft om een oordeel te kunnen geven over de ontvankelijkheid van de belangenorganisatie. Daarnaast kan de rechtbank ook partijen nog een extra kans geven om zich schriftelijk uit te laten over de ontvankelijkheidsvereisten.
Na de schriftelijke ronde(n) en een mogelijke zitting over de ontvankelijkheid van de belangenorganisatie, neemt de rechtbank een beslissing over de ontvankelijkheid van de belangenorganisatie. Er kan dus aardig wat tijd verstrijken tussen het dagvaarden en het moment waarop de rechter een oordeel geeft over de ontvankelijkheid van de belangenorganisatie. De rechter moet op het moment dat het vonnis wordt gewezen beoordelen of op dat moment aan de ontvankelijkheidsvereisten is voldaan. Dit betekent dat de rechtbank kan oordelen dat de belangenorganisatie inmiddels ontvankelijk is, terwijl de belangenorganisatie nog niet voldeed aan de ontvankelijkheidsvereisten op het moment van dagvaarden.
Wanneer de rechtbank een belangenorganisatie niet-ontvankelijk heeft verklaard, kan zij, indien het gebrek herstelbaar is, in hoger beroep alsnog ontvankelijk worden verklaard, indien het hof oordeelt dat op het moment van sluiting van het onderzoek ter zitting in hoger beroep aan de ontvankelijkheidsvereisten is voldaan.[6]
Exclusieve belangenbehartiger in geval van meerdere belangenorganisaties
Zoals al eerder toegelicht, is het mogelijk dat ook andere belangenorganisaties zich melden nadat de eerste belangenorganisatie een dagvaarding heeft laten betekenen. In het ontvankelijkheidsvonnis wijst de rechtbank een exclusieve belangenbehartiger aan, die alle belangen zal behartigen tijdens de inhoudelijke procedure. De massaclaims zijn gevoegd en in beginsel zal één belangenorganisatie optreden als exclusieve belangenbehartiger. De andere belangenorganisaties blijven partij in de procedure. Het is ook mogelijk dat in één procedure bijvoorbeeld twee exclusieve belangenbehartigers worden aangewezen. Zo zijn in de collectieve actie tegen TikTok c.s. twee belangenorganisaties als exclusieve belangenbehartiger aangewezen: de één vertegenwoordigt de belangen van de minderjarigen en de ander van de meerderjarigen.[7]
De eerste schikkingsmogelijkheid
Nadat de rechtbank in het ontvankelijkheidsvonnis een exclusieve belangenbehartiger heeft aangewezen, vangt de inhoudelijke behandeling van de vordering niet direct aan. In het ontvankelijkheidsvonnis moet een termijn worden gegeven, waarbinnen partijen zullen onderzoeken of het lukt om een schikking te treffen.
Afsluiting
Nadat de rechtbank heeft geoordeeld over de ontvankelijkheid van de belangenorganisatie en partijen er in de schikkingsonderhandelingen niet uit zijn gekomen, zal de inhoudelijke behandeling van de vordering starten.
In de volgende Insight zullen de experts van Osborne Clarke nader ingaan op de exclusieve belangenbehartiger.
[1] Hof Amsterdam 7 oktober 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2666, r.o. 4.31.3.
[2] Hof Amsterdam 18 juni 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1651, r.o. 4.21.
[3] Rb. Amsterdam 7 juni 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3499, r.o. 4.17.
[4] Artikel 3:305a lid 6 BW.
[5] Rb. Den Haag 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11258, r.o. 2.4.
[6] Hof Amsterdam 18 juni 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1651, r.o. 4.6 – 4.7.5.
[7] Hof Amsterdam 7 oktober 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2666.