De exclusieve belangenbehartiger onder de WAMCA
Gepubliceerd op 4th December 2025
WAMCA – de exclusieve belangenbehartiger
Deze Insight is onderdeel van de serie: Navigating Dutch Class Actions (WAMCA). Lees onze eerste publicaties hier: The Settling of Large-scale Losses or Damage (Class Actions) Act (WAMCA) – an introduction | Osborne Clarke en de tweede hier: The admissibility phase under the WAMCA | Osborne Clarke
De procedure op grond van de 'Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie' (de "WAMCA-procedure") kent verschillende fases. Tijdens de ontvankelijkheidsfase wijst de rechter in beginsel één exclusieve belangenbehartiger aan. Onze experts lichten de ontvankelijkheidsfase verder toe in deze Insight 'De Ontvankelijkheidsfase van de WAMCA'.
Wat is een exclusieve belangenbehartiger?
Nadat een belangenorganisatie een dagvaarding heeft laten betekenen, kunnen ook andere (concurrerende) belangenorganisaties een gelijksoortige collectieve vordering instellen. Andere belangenorganisaties kunnen op de hoogte zijn van het instellen van de collectieve actie, omdat (een uittreksel van) de dagvaarding gelijktijdig (op grond van de wet) moet worden aangetekend in het openbaar Centraal Register voor collectieve vorderingen.
Vanaf het moment van de aantekening begint een termijn van drie maanden te lopen. Binnen deze termijn kunnen andere belangenorganisaties een collectieve vordering instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen. Deze termijn kan met maximaal drie maanden worden verlengd. Daarvoor moet de (concurrerende) belangenorganisatie binnen een maand na de aantekening ter griffie hebben laten aantekenen dat zij voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen een collectieve vordering wil instellen en daarbij aangeven dat een termijn van drie maanden niet volstaat.
Wanneer verschillende belangenorganisaties een vordering hebben ingesteld en ontvankelijk zijn bevonden, wijst de rechter (in beginsel) één exclusieve belangenbehartiger aan. Deze aanwijzing waarborgt een soepele, ordelijke procedure en voorkomt dubbele vertegenwoordiging.[1] Naast de aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger, beoordeelt de rechter wat de collectieve vordering precies inhoudt en voor welke nauw omschreven groep personen de exclusieve belangenbehartiger opkomt.[2]
Wat is de rol van de exclusieve belangenbehartiger?
De exclusieve belangenbehartiger vertegenwoordigt de belangen van de volledige groep van personen voor wie de collectieve actie door de verschillende belangenorganisaties is gestart. De exclusieve belangenbehartiger kan worden gezien als de ‘hoofdeiser’ en is het aanspreekpunt voor de gedaagde.[3]
De exclusieve belangenbehartiger verricht de proceshandelingen. Hierdoor is voor alle betrokken partijen (de rechter, de benadeelden en de gedaagden) duidelijk wie aan de kant van de eisers de leiding heeft.[4] De exclusieve belangenbehartiger moet ook bezien of een minnelijke oplossing kan worden bereikt. De exclusieve belangenbehartiger is daarnaast ook de partij die het ontvankelijkheidsvonnis in het Centraal Register aantekent. In de praktijk wordt dit overigens ook wel gedaan door de griffie van de rechtbank.
Wie wordt als exclusieve belangenbehartiger aangewezen?
Wie kiest de rechter?
De rechtbank bepaalt wie van de ontvankelijke belangenorganisaties wordt aangewezen als exclusieve belangenbehartiger. Hiervoor moet de rechter over voldoende informatie beschikken. Op grond van artikel 1018e Rv dienen de belangenorganisaties in de dagvaarding informatie op te nemen die de rechter in staat stelt deze keuze te maken. De rechter zal op de volgende aspecten letten:
- De omvang van de groep personen voor wie de belangenorganisatie opkomt;
- de grootte van het door deze groep vertegenwoordigde financiële belang;
- andere werkzaamheden die de belangenorganisatie verricht voor de personen voor wie hij opkomt in of buiten rechte;
- eerdere door de belangenorganisatie verrichte werkzaamheden of ingestelde collectieve vorderingen.
Het is aan de rechter om te beoordelen welke waarde hij in een bepaald geval toekent aan de hierboven genoemde aspecten. In de praktijk komt het voor dat de rechter ook op andere aspecten let.[5] De rechtbank Amsterdam heeft bijvoorbeeld het bevel gegeven aan de belangenorganisaties om de financieringsovereenkomst met de procesfinancier over te leggen, mede om een exclusieve belangenbehartiger aan te kunnen wijzen.[6] Door de financieringsovereenkomst te bekijken kan de rechter zien hoe de invloed van de financier op de procedure is geregeld en of die regeling niet in de weg staat aan een zorgvuldige behartiging van de belangen van de benadeelden.[7] Dit achtte de rechter van belang bij het aanwijzen van de exclusieve belangenbehartiger.
In beginsel kiest de rechter op grond van de wet één belangenorganisatie en moet de rechter zijn keuze steeds motiveren. In de praktijk blijkt dat hier nog wel eens van wordt afgeweken. In de rechtspraak doen zich onder meer de volgende situaties voor:
- Zo komt het bijvoorbeeld voor dat als er geen concurrerende vorderingen worden ingesteld, de rechter één belangenorganisatie aanwijst als exclusieve belangenbehartiger, zonder dat de rechter dit (uitvoerig) motiveert.[8]
- Soms wijst de rechter indien er geen concurrerende vorderingen zijn ingesteld géén exclusieve belangenbehartiger aan.[9] De rechter overwoog in een vonnis in een collectieve actie ingesteld door Greenpeace, expliciet dat Greenpeace niet als exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen en dat de rechtbank daarom zal zorgdragen voor de aantekening van het vonnis in het Centraal Register.[10]
- In verschillende uitspraken ziet de rechter aanleiding om niet één exclusieve belangenbehartiger aan te wijzen, maar meerdere.[11]
De belangenorganisaties moeten de gronden waarop zij als exclusieve belangenbehartiger moeten worden aangewezen, opnemen in de dagvaarding. Een concurrerende belangenorganisatie die later zijn dagvaarding maakt, heeft daardoor een voordeel op de eerste belangenorganisatie. Deze concurrerende belangenorganisatie kan zich namelijk in de dagvaarding gericht afzetten tegen de eerste belangenorganisatie.[12] In de praktijk komt het voor dat een rechter beide belangenorganisaties tijdens de ontvankelijkheidsfase de mogelijkheid geeft zich uit te laten over de aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger.[13]
Niet mogelijk om tegen beslissing rechter op te komen
Wanneer de rechter eenmaal de exclusieve belangenbehartiger heeft gekozen, kan er niet meer tegen deze beslissing worden opgekomen. Hiermee wordt voorkomen dat de procedure onnodig wordt vertraagd.
Kan er meer dan één belangenorganisatie worden aangewezen als exclusieve belangenbehartiger?
Als de aard van de collectieve vordering of van de belangenorganisaties of de belangen van de personen voor wie zij opkomen daartoe aanleiding geven, kan de rechter ervoor kiezen om verschillende exclusieve belangenbehartigers in een collectieve actie aan te wijzen.
Hierbij kan de omstandigheid dat de achterbannen geen verschillende belangen hebben een rol spelen en ook de omstandigheid dat de ene organisatie niet meer geschikt lijkt dan de ander.[14] Ook kan meespelen dat de belangenorganisaties worden bijgestaan door dezelfde advocaat.[15] De belangenorganisaties kunnen ook zelf verzoeken dat er meerdere exclusieve belangenbehartigers worden aangewezen.[16]
Het is dus ook mogelijk dat een rechter meerdere organisaties, mede gelet op de ideële aard van de vordering, gezamenlijk als exclusieve belangenbehartigers aanwijst.[17] Zo werden de vakbonden FNV en CNV aangewezen om gezamenlijk als exclusieve belangenbehartigers het ideële belang van een rechtvaardige arbeidsmarkt te behartigen in een collectieve actie tegen Temper.[18] FNV en CNV traden ook gezamenlijk op tegen transport bedrijf, XPO Supply Chain Netherlands III B.V., over de voortzetting van de deelneming aan het pensioenfonds na overgang van onderneming.[19]
Een rechter kan bijvoorbeeld ook meerdere exclusieve belangenbehartigers aanwijzen wanneer beide exclusieve belangenbehartigers opkomen voor een specifiek deel van de groep. In de collectieve actie tegen TikTok c.s. zijn er door de rechter twee belangenorganisaties aangewezen als exclusieve belangenbehartiger: de één vertegenwoordigt de belangen van de minderjarigen en de andere belangenorganisatie vertegenwoordigt de belangen van de meerderjarigen.[20]
Wanneer wordt de exclusieve belangenbehartiger aangewezen?
De exclusieve belangenbehartiger wordt in de regel aangewezen als op de ontvankelijkheid wordt beslist
Uitsluitend belangenorganisaties die aan de ontvankelijkheidseisen voldoen, komen voor aanwijzing in aanmerking. De aanwijzing vindt daarom pas plaats nadat de rechter over de ontvankelijkheid heeft geoordeeld. Veelal geschiedt deze aanwijzing in het vonnis waarin tevens op de ontvankelijkheid wordt beslist.[21]
Exclusieve belangenbehartiger in hoger beroep
Over de vraag of er in hoger beroep een nieuwe exclusieve belangenbehartiger aangewezen moet worden, is discussie. Enerzijds wordt het standpunt ingenomen dat in hoger beroep opnieuw een exclusieve belangenbehartiger moet worden gekozen.[22] Anderzijds wordt het standpunt ingenomen dat de rechter in eerste aanleg een exclusieve belangenbehartiger aanwijst en dat deze aanwijzing in principe ook geldt voor een procedure in hoger beroep en cassatie.[23]
Dat er een exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen en dat deze belangenorganisatie de proceshandelingen verricht, neemt de bevoegdheid van een belangenorganisatie die partij is gebleven in de procedure, om hoger beroep in te stellen niet weg.
Wat is de rol van de overige belangenorganisaties in de procedure?
De belangenorganisaties die niet als exclusieve belangenbehartiger zijn aangewezen, blijven partij in de procedure. In beginsel dienen de niet-gekozen belangenorganisaties geen processtukken in.
De niet-gekozen belangenorganisaties moeten met de exclusieve belangenbehartiger samenwerken. Zij leveren via de exclusieve belangenbehartiger inbreng. De niet-gekozen belangenorganisaties beschikken wel over de in de procedure gewisselde stukken. Door de processtukken te controleren kunnen zij bijvoorbeeld beoordelen of de belangen van hun achterban voldoende worden meegenomen. In een uitspraak van de rechtbank Amsterdam is expliciet overwogen dat de niet-gekozen belangenorganisaties aan de zittingen mogen deelnemen.[24]
De niet-gekozen belangenorganisaties kunnen bijvoorbeeld ook controleren of de exclusieve belangenbehartiger blijft voldoen aan de ontvankelijkheidsvereisten. Indien dit niet het geval is, kunnen zij dit aan de orde stellen bij de rechter. Een rechter kan dan mogelijk oordelen dat de exclusieve belangenbehartiger vervangen moet worden.[25]
De wet geeft weinig richtlijnen voor de behandeling van niet-gekozen belangenorganisaties. Hoe een rechter zal omgaan met de niet-gekozen belangenorganisaties is afhankelijk van de specifieke procedure, die van geval tot geval kan verschillen. Hierbij kan bijvoorbeeld relevant zijn of er één andere belangenorganisatie is naast de exclusieve belangenbehartiger of dat dit er (veel) meer zijn. Bij de beslissingen over de inrichting van de procedure moet de rechter rekening houden met de volgende belangen: de noodzaak van effectieve coördinatie van de collectieve zaak en het waarborgen van voldoende toegang tot de rechter voor alle belangenorganisaties.[26]
Er kan een conflict ontstaan tussen partijen over de gekozen processtrategie. Doorgaans mogen de niet-gekozen belangenorganisaties geen proceshandelingen verrichten. Een rechter kan een niet-gekozen belangenorganisatie wel de mogelijkheid geven om wel proceshandelingen te verrichten wanneer de rechter signalen ontvangt dat er sprake is van een conflictsituatie.[27]
Afsluiting
Nadat de rechter heeft geoordeeld over de ontvankelijkheid van de betrokken belangenorganisaties, wijst zij met het oog op een doelmatige procesvoering in beginsel een exclusieve belangenbehartiger aan. Na die aanwijzing vangt de inhoudelijke behandeling niet direct aan. Benadeelden worden eerst in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van de eerste opt-out mogelijkheid. Dit onderwerp wordt in de volgende Insight door de experts van Osborne Clarke nader toegelicht.
[1] Kamerstukken II 2016–2017, 34 608, nr. 6, p. 19.
[2] Artikel 1018e lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ('Rv").
[3] Kamerstukken II 2016–2017, 34 608, nr. 6, p. 1 en p. 8.
[4] Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 42.
[5] M. Goorts & T. Mimpen, Procesrechtelijke aspecten van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA), Zutphen: Uitgeverij Paris 2024, p. 68.
[6] Rb. Amsterdam 9 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6488, r.o. 5.31. Zie ook de rolbeslissing in de collectieve vordering tegen Daimler c.s., van 21 april 2021, te raadplegen via het Centraal Register voor collectieve vorderingen.
[7] Kamerstukken II 2016–2017, 34 608, nr. 3, p. 20.
[8] Rb. Amsterdam 17 juli 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4264, r.o. 5.16. Rb. Amsterdam 14 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:745, r.o. 5.107.
[9] Rb. Den Haag 25 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14834, r.o. 3.24. Rb. Den Haag 17 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:355, r.o. 5.22. Rb. Amsterdam 17 juli 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4255, r.o. 8.1- 8.2.
[10] Rb. Den Haag 25 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14834, r.o. 3.24.
[11] Rb. Oost-Brabant 18 mei 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:1995, r.o. 5.26. Rb. Amsterdam 13 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4035, r.o. 4.39-4.41.
[12] M. Goorts & T. Mimpen, Procesrechtelijke aspecten van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA), Zutphen: Uitgeverij Paris 2024, p. 66.
[13] Rb. Amsterdam 9 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6488, r.o. 5.32.
[14] Rb. Amsterdam 13 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4035, r.o. 4.41.
[15] Rb. Amsterdam 13 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4035, r.o. 4.41.
[16] Rb. Oost-Brabant 18 mei 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:1995, r.o. 5.26. Dit is een vonnis dat eerder is gewezen in dezelfde collectieve actie als Rb. Oost-Brabant 14 september 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:3931.
[17] Rb. Oost-Brabant 14 september 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:3931.
[18] Rb. Amsterdam 13 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4035, r.o. 4.15.
[19] Rb. Oost-Brabant 18 mei 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:1995. Dit is een vonnis dat eerder is gewezen in dezelfde collectieve actie als Rb. Oost-Brabant 14 september 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:3931.
[20] Hof Amsterdam 7 oktober 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2666, r.o. 4.48.
[21] Rb. Den Haag 26 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:535.
[22] M. Goorts & T. Mimpen, Procesrechtelijke aspecten van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA), Zutphen: Uitgeverij Paris 2024, p. 69.
[23] G.H. Potjewijd & T.D.A. Kluwen, ‘Toepassing in hoger beroep en cassatie’, in: P. Vlas & T.F.E. Tjong Tjin Tai (red.), Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, Deventer: Wolters Kluwer. Hof Amsterdam 7 oktober 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2666, r.o. 4.48.
[24] Rb. Amsterdam 10 januari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:83, r.o. 2.14.
[25] Kamerstukken II 2017/18, 34608, nr. 6, p. 21.
[26] Kamerstukken II 2016–2017, 34 608, nr. 3, p. 45. G.H. Potjewijd & T.D.A. Kluwen, ‘Positie andere belangenorganisaties (lid 3)’, in: P. Vlas & T.F.E. Tjong Tjin Tai (red.), Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, Deventer: Wolters Kluwer.
[27] Rb. Amsterdam 28 oktober 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5271, r.o. 5.30.